Herdenken is niet gratuit!
‘Ik schrijf een boek waarin jullie vader en grootmoeder een belangrijke rol spelen’, zo sprak schrijver Peter Hein, de familie Taselaar aan in 2012. Het is de reden dat Klaas Taselaar in de verzetsgeschiedenis van zijn vader dook en dat hij komende dinsdag een krans legt bij het verzetsmoment op het Domplein, samen met burgemeester Sharon Dijksma.
‘Peter Hein wilde dat mijn broers en ik, meekeken in zijn verhaal over Arie en Didi Taselaar; onze vader en grootmoeder die in de oorlog ‘Catharijnesingel 72’ bezaten’. Het huis aan de Catharijnesingel bood plek aan tientallen onderduikers totdat het werd verraden, eind 1943. Vader Arie en grootmoeder Didi werden opgepakt en zwaar verhoord. Didi werd vrijgelaten en Arie vastgezet in een Duits krijgsgevangenekamp waar hij de bombardementen van de Geallieerden op Leipzig en Dresden heeft meegemaakt.
Klaas wist niets van het oorlogsverleden van zijn vader. Zijn jongere broertjes Harm en Diederik Taselaar evenmin. Hij belde zijn neven en ook die hadden geen idee. ‘Thuis werd er niet over de oorlog gesproken; dat was de code. ‘Maar’, zei een neef, ‘dat boek komt er toch dus waarom zou je niet helpen?’ Het gaf de doorslag me te verdiepen in het verzetsverleden van mijn vader. Ik had een mapje uit mijn vaders bureau liggen en daarmee kon ik Peter Hein een beetje helpen met zijn in 2013 uitgebrachte boek De Onderduikers’.
‘De bezettingstijd, hoe wij thuis de oorlog noemden, was onbespreekbaar gebleven en 4 mei een heel droevige dag waarbij de spanning thuis enorm toenam. Waaraan wij als kinderen wilden ontsnappen’. Nini Moed Helmig, de moeder van Klaas, zat vanaf haar twintigste in een Japans interneringskamp en kwam, net als de vader van Klaas beschadigd uit de oorlog.
Dus ook 15 augustus -de dag waarop Nederland de slachtoffers van de Japanse bezetting in Nederlands-Indië herdenken- was beladen.
‘Zowel mijn vader als mijn moeder leefden op tranquilizers, om maar even aan te geven hoe zwaar het leed van de oorlog op hen drukte. Ik herinner me nog dat mijn vader, onderweg naar vakantie, zijn pillen was vergeten. We waren al in Noord-Frankrijk. We reden terug.
Of het moment dat we als kleine jongens met hem onder een spoorwegviaduct door liepen en hij ineens schuimbekkend op de grond lag. De eerste keer schrik je, de tweede en derde keer ook maar op een gegeven moment zeg je als er een trein aankomt: ‘Doorlopen, vader!’.
We konden er op den duur zelfs om lachen. Mijn vader deed er alles aan om een ‘normale’ vader te zijn. Hij nam ons mee naar cowboy- en oorlogsfilms en holde op een goed moment wel zelf de bioscoop uit. Dan was het te echt geworden’.
Als historicus is Klaas afgestudeerd in koloniale geschiedenis. ‘De Japanse mentaliteit fascineerde me, want hoe moet ik dat nou begrijpen, die Japanse bezetting? In 1987 reisde ik naar Japan. Mijn moeder was blij voor me en vond het heel goed dat ik er heen ging.
Bij terugkomst vroeg ze: ‘Hoe vond je ze nou?’ Ik vertelde dat die Japanners eigenlijk erg aardig voor me waren. ‘Maar het zijn rotlui’, antwoordde mijn moeder. Mijn tante kocht een Toyota waar mijn moeder niet in ging zitten. We gingen tot mijn twaalfde niet naar Duitsland. Tegengesteld vroeg mijn vader op mijn achttiende: ‘Zou je niet gaan studeren in Berlijn?
Het kenmerkte hun ambivalente houding’.
Herdenken
‘Impliciet herdenken wij eigenlijk altijd. Het speelde in alles een rol tijdens onze jeugd. Het zat gekoppeld aan hoe wij moesten leven, het was een referentiekader.
‘Kies altijd voor het goede, óók als het ten nadele van jezelf is’, zei mijn vader.
Mijn moeder leerde ons: ‘Mensen zijn nooit helemaal goed, of helemaal fout’.
De meest corrupte persoon bij haar in het interneringskamp was een Joodse arts. Hij behandelde niet tenzij je rijst voor hem regelde.
Zonder te dramatiseren, nam de oorlogsgeschiedenis van onze ouders, bezit van ons leven. Mijn vader die bij Dodenherdenking uit het raam staarde om niet te laten zien dat hij moest huilen. Dat heeft mij toch veel gedaan. Het is mijn 4 mei-syndroom. Herdenken doe ik daarom meestal alleen. Ik kijk naar de Nationale Dodenherdenking op televisie. Luister naar de toespraken. En ben emotioneel. Een kind dat een gedicht voorleest, het zo goed verwoordt, haalt het hart op’.
Er zijn steeds minder mensen die de oorlog zelf hebben meegemaakt. Herdenken is een jaarlijks ritueel en doet ons stilstaan bij de lessen uit het verleden. Los van dat oorlogsverleden is het goed om even stil te staan. Veel jonge mensen zitten niet in een gesloten systeem van normen en waarden, zoals het geloof. ‘Er is geen pastoor, dominee of rabbi die je door het jaar heen, stimuleert bewust te vieren of naar binnen te keren. Mijn vader zei altijd. ‘Ik snap dat het voor jullie anders is maar in het leven heb je behoefte aan rituelen’. Tegen mijn neven en nichten zeg ik nu: ‘Jullie zijn niet opgegroeid in een zuil van religie, dus maak je eigen rituelen!’
‘Het besef van vrijheid bij jongeren is wel toegenomen door corona. Dat je altijd in vrijheid kan beslissen wat je wil doen totdat het ineens niet meer kan. Dat de universiteit dicht is, er geen feestjes zijn.
De avondklok is vergelijkbaar met de avondklok in de begintijd van de oorlog. Op straat geen militair maar een boa met een boete. Dan zijn er nog altijd groepen die zich niet vrij voelen in onze samenleving. Denk bijvoorbeeld aan de LHBTI-gemeenschap. Bovendien is het antisemitisme immer sluimerend aanwezig. Een Joodse grap is in de basis discriminatie. Neem de recente spotprent in de Volkskrant waarop Maurice de Hond is afgebeeld. Ik denk dan: ‘Doe het niet!’
‘Ik wil maar zeggen, Dodenherdenking is niet een moment om alleen over de helden en slachtoffers van WOII na te denken, het gaat ook over onszelf. Dat je beseft dat het ook anders kan in je dagelijks leven. Daarom is 4 en 5 mei er. Opdat men niet vergeet. Zoals voormalig stadsdichter van Utrecht, Ingmar Heytze dat zo treffend weergeeft in zijn videoboodschap van #ikherdenk. (https://www.4meiutrecht.nl/ikherdenk/)
Ingmar Heytze: ‘Waarom ik herdenk? Omdat ik zo bang ben wat er kan gebeuren als we vergeten’.
‘Het gemeentebestuur is verantwoordelijk voor de cultuur in de stad. Vrijheid van de één kan de onvrijheid van de ander betekenen. Dat betekent schipperen. Niet vervallen in clichés, maar je helder uitspreken over wat kan en wat niet. Iedere keer weer. Dan begint het pas, mijns inziens.’ Aan burgemeester Sharon Dijksma wil Klaas dan ook vragen:
‘Hoe neem je de boodschap van de bezettingstijd nou mee in het komende jaar tot de volgende 4 mei?’
‘Die vraag stel ik mezelf ook altijd, ieder jaar. Het is niet afgelopen om 20:02 uur. Herdenken mag niet gratuit zijn. Je kan je pas bewijzen met je eigen gedrag.’
Krans leggen
Op zijn zeventiende legde Klaas op het Erasmiaans Gymnasium in Rotterdam zijn eerste krans bij de marmeren gedenkplaat met daarop de namen van Joodse gymnasiasten, die in de oorlog op de school zaten, maar niet meer terugkeerden.
‘Als voorzitter van de leerlingenraad, vroeg ik: ‘Mag ik het herdenken verbreden?
Mijn Joodse docenten, waren heel erg voor. Ik sloeg een brug naar de actualiteit van toen; de Vietnam oorlog en de dekolonisatie. Het bleek te controversieel. Boze ouders van Joodse kinderen stuurden mij onaardige brieven en het mededelingenbord stond vol kritische teksten. De rector verdedigde mij: ‘Hij mag zeggen wat hij wil’.’
Ook als voorzitter bij Kampong legde Klaas drie keer een krans en betrok daarbij eveneens het heden. ‘Ik dacht altijd: ‘Wat staan we hier nou met elkaar? We kunnen niet naar ‘40-‘45” kijken en dan weer lekker bitterballen eten. Het gaat om ons gewone gedrag erna’.
Dinsdag 4 mei legt Klaas voor het eerst een krans op het Domplein. Bij het prachtige verzetsmonument van kunstenares Corinne Franzèn Heslenfeld.
‘Het is een mooie plek om stil te staan. En ja, mijn vader zou nooit een krans leggen. ‘Je laat je niet voorstaan op goede daden’, zei hij. Maar dan doe ik het toch. Ook al vindt hij het normaal wat hij deed, het is eigenlijk best goed. Dat hij ten koste van zichzelf besloot het verzet in te gaan. Hij heeft het maar gedaan’.//